LEESFRAGMENT UIT BOERENBEDROG

Hij sloop langs de huiskamerdeur, ging zachtjes verder naar de achterkant van het huis, naar de keukendeur die hij behoedzaam achter zich sloot. Voor de zekerheid keek hij achterom; zijn ogen roodomrand, zijn neus snotterig. Gelukkig, niemand. Het voelde als een lichte overwinning. Hij was ontsnapt aan de benauwde bedomptheid van geroddel, gespeculeer en vals medeleven. Nu hoefde hij tenminste nog even geen verantwoording af te leggen, geen schijn op te houden of wie weet wat er nog meer van hem zou worden verwacht.
Snel liep hij richting het bospad, het pad naar zijn boerderij, zijn thuis. Hij koos niet voor de kortste weg, want dan moest hij langs de plek waar zij... O nee, waar zij… waar hij… Schichtig keek hij nog een keer achterom en zette de pas erin. Aangekomen bij het terras waar zij nog niet zo lang geleden had gezeten, liep hij op een draf verder naar de keukendeur. Strompelde naar binnen. Bleef daar voor de tafel staan, aarzelde even en beukte dan met twee vuisten onophoudelijk op het houten blad. Zijn ademhaling joeg. Snot droop uit zijn neus. Hier kon hij zich helemaal laten gaan.
Toen de ergste woede was weggeëbd, voelde het licht in zijn hoofd. Met onzekere pasjes liep hij naar het aanrecht, zocht steun met beide handen, net zolang tot de brandende sterren op zijn netvlies waren verdwenen. Daarna opende hij het linkerkastje boven zijn hoofd. Rommelde erin totdat zijn grote knoestige hand achter de pot stroop en het suikerpotje was verdwenen. De potten pasta en pindakaas duwde hij opzij, waarna hij de zachte stof om het voorwerp voelde dat hij zocht. Hij trok het pakketje naar zich toe, met één hand steunend op het aanrecht. Legde het daarna op het granieten blad en vouwde het voorzichtig open. Een revolver, zwart en koud, werd zichtbaar. Zijn knokige, eeltige vingers streken liefkozend over het metaal. Achter zijn ogen kondigden de sterren zich weer aan. Ze gingen heen en weer op het tempo van de bewegingen van zijn ogen. Zijn oren suisden.
Plotseling was daar de keukendeur die openzwaaide. Yoeri’s rode gezicht in de opening. Hij hijgde. ‘O, ben je hier, we dachten al….’
Snel vouwde Wouter de punten van de doek terug over het kille monster op het aanrecht en draaide zich om. Deed een paar passen naar voren en bitste: ‘Nou, wat dachten jullie?’
Yoeri’s ogen flitsen van zijn oom naar het voorwerp op het aanrecht en weer terug. Hij trok wit weg. ‘Nie..iets’, stamelde hij. ‘We dachten niets.’

 

LEESFRAGMENT UIT WINTERWARMTE

 Mevrouw De Winter zit midden in de kamer op een van de rood beklede eetkamerstoelen die ze van thuis heeft meegenomen. Haar zoon heeft hem daar voor haar neergezet.

“Zo kun je alle kanten opkijken, ma, en dus snel aan je nieuwe onderkomen wennen.” Zonder haar antwoord af te wachten, had hij haar op de stoel gezet en een kus op haar grijze kruin gedrukt. “Nu moet ik echt gaan, hoor. Je redt het wel, toch?” En opnieuw had ze niet kunnen antwoorden.

‘Alle kanten opkijken.’ Nou mooi niet, ze was al blij als ze haar hoofd een paar graden kon draaien. Artrose. Dat ging nooit meer over, werd alleen maar erger. Wat moest ze nou op die stoel? Waar moest ze naar kijken? Naar de miezerige sneeuwvlokjes die voor het raam dansten? Naar het plastic kerstboompje op de vensterbank? De lampjes waren niet eens aan.

Onwillig haalt ze haar schouders op. Ze wil hier helemaal niet zijn. ‘Marijke Hiem’. ‘Niet alleen verzorgingstehuis, maar ook ontmoetingsplek’, stond er in de folder die Harm voor haar meegebracht. ’t Zou wat, voorlopig zat ze moederziel alleen in haar nieuwe kamer. ‘Heus ma, een verzorgingstehuis is echt de beste oplossing voor je, zeker nu pa er niet meer is.’ Eerst had ze zijn adviezen in de wind geslagen, had ze net gedaan of ze niet begreep waar hij het over had. Ze had tenslotte twee keer in de week een hulp in de huishouding, ze zat op bridgen en at elke dag warm dankzij tafeltje-dek-je. Zie je wel, dat ze zich kon redden. Maar toen was ze gevallen en vanaf die dag was niets meer hetzelfde. Ze kon zich steeds minder goed bewegen, kwam bijna niet meer buiten en al helemaal niet meer op de bridgeclub. Bovendien kreeg ze hoe langer hoe meer moeite met haar persoonlijke verzorging.

Mevrouw De Winter was geestelijk nog goed genoeg om te beseffen dat langer weigeren geen zin had. Nadat ze dat aarzelend aan Harm, haar enige kind, had toegegeven, was alles razendsnel gegaan. ‘Nog voor de Kerst zit jij in ‘Marijke Hiem’. Er is een mooi plekje voor je vrijgekomen.’ En zo was het dus gegaan, drie dagen voor Kerstmis zit mevrouw De Winter in het Heerenveense verzorgingstehuis.

 

LEESFRAGMENT UIT REISSCHILDERINGEN

Op de camping aangekomen blijkt alles gelukkig nog intact te zijn en is er van een brandhaard weinig meer te zien. We beginnen met de eerste voorbereidingen voor ons dagelijkse vakantiepotje. Terwijl de ravioli op het primusstelletje staat te pruttelen dalen er brandschilfertjes neer. Gealarmeerd draaien we het gas uit en haasten ons naar de uitgang, waar inmiddels ook veel andere campinggasten zijn gearriveerd. Druk door elkaar pratend spoedt de mensenmassa zich buiten het terrein en loopt naar een grote brug die een eindje verderop over de rijksweg hangt. Wij laten ons in de stroom meevoeren een deel van de locale bevolking sluit zich aan. Vanaf de brug hebben we een goed uitzicht over de omgeving. Hoewel het avond is, wijst de thermometer nog steeds achtendertig graden aan. Om mij heen zie ik één wapperende kleren en harenmassa. De storm voelt zwoel aan. Vrachtwagenchauffeurs die onder ons door voorbij razen, toeteren enthousiast en de meeste mensen zwaaien geestdriftig terug. Plotseling zien we in de verte de eerste vlammen over de bergkammen heenkomen en ook in tegengestelde richting lijkt zich een brand te hebben ontwikkeld. Brandweerauto’s rukken in colonne uit, loeiende sirenes en blauw flikkerende lampen. Op de rijksweg stopt een geel bestelbusje op de vluchtstrook. Er stapt een man uit die op het dak klautert. De rest van het verkeer scheurt langs hem heen. De wind wakkert nog verder aan, maakt grillige capriolen en lijkt uit steeds een andere hoek te komen. De combinatie met het kurkdroge landschap doet angstig aan. Op de brug doen speculaties de ronde over de afloop. Wordt het een landinwaartse of afwaartse wind? Ondertussen worden de vuurtongen boven de bergen alsmaar krachtiger en roder. Ze rukken angstaanjagend snel op naar een dorpje aan de overkant van de rijksweg. We vangen onofficiële berichten op van stroomuitval.